Hervormde Gemeente Wartengahe    Warten  Wergea  Warstiens
     
                                                
kerkelijke grondpachten Wergea

Het zal je maar overkomen. Je koopt een mooi huis in dat prachtige dorp Wergea en ontvangt daags voor de overdracht, dus net op tijd, de koopakte. En bij lezing daarvan ontdek je een venijnig zinnetje: '..... belast met een jaarlijksche grondpacht van veertig cent aan de Hervormde Kerk te Warga'. Die pacht blijkt vervolgens betrekking te hebben op de grond waarop het huis staat, niet op de tuin daarachter.

De notaris te Reduzum stelt me gerust. Die grondpacht is overgeleverd uit een ver verleden en het betekent allerminst dat de grond niet van de koper zou zijn, ik moet het maar zien als een ooit aan de kerk geschonken jaar­lijkse rente. Overigens zijn er wel meer huizen in Wergea waarvan de bewoners geacht worden jaarlijks om dezelfde reden een paar dubbeltjes aan de Kerkvoogdij af te staan. Verder kan die clausule niet zomaar geschrapt worden uit de koopakte, zo'n handeling zou qua kosten de scha­de, gerekend over honderden jaren, beslist te boven stijgen. Als ik interes­se in geschiedenis heb, dan zou ik die grondpacht, als overblijfsel aan oude gebruiken, maar verder koesteren. Ik heb me bij het advies van notaris Nauta neergelegd.

Jaren later, toen ik al tot over mijn oren verdiept was in de terpengeschie­denis van Wergea en omliggende dorpen, heb ik bij de Kerkvoogdij inzage gekregen in de lijst 'Grondpachten t.b.v. Pastoralia N.H. Kerk te Warga ver­schijnende 12 mei'. Het bleek een overzicht van welgeteld 35 huizen in de bebouwde kom van Wergea die jaarlijks aangeslagen kunnen worden voor bedragen tussen de 15 en 75 cent. De lijst bevat een praktisch aaneenge­sloten rij huisadressen op de Grote Buren en aan de Hilleburen, waarvan de percelen bijna zonder uitzondering begrensd zijn door de Wergeaster Vaart. Verder vermeldt de lijst een paar woningen verspreid liggend op de "üele Eker en een enkel pand direct ten noorden van De Bidler, het voor­malig kerkgebouw aan de Kerkbuurt. Op bijgaande kaart staan alle perce­len van de lijst aangegeven.




Interessant is nu om een poging te ondernemen of te achterhalen is vanuit welke periode deze grondpachten dateren en hoe dat dan in zijn werk ging. Dat zou dan namelijk iets kunnen vertellen over de wording en groei van de dorpskern Wergea. Slechts enkele bronnen staan ons daarvoor ter beschikking en deze bieden uiteindelijk dermate weinig houvast, dat ik vrees dat zowel logica als waarschijnlijkheden op voorhand gebruikt die­nen te worden om tot een sluitend beeld te komen.

De bronnen

In de Havensbankvan maart 1963 publiceerde het Wergeaster schoolhoofd meester K.J. de Vries een artikel waarin een kerkelijke akte uit 1742 het onderwerp was. Daarin werd melding gemaakt van het afstaan van een stukje grond aan de Grote Buren aan twee Wergeasters die daar vervolgens hun huis op mochten bouwen. De tekst geeft aan dat kerkvoogden en pre­dikant in dat jaar

'... verklaren toegestaen te hebben, dat Keimpe Reinders en Lucas Gerbens,  bijlslui en als huisluiden bekend staende in denselven dorpe, zes en veertich voeten grondt in de breedte en strekkende van de kerkeptaats-jister in het suijden tot aan de kerkhofsloot ten noorden in gebruike worde gegeven, in voegen geselde grondt met haar nieye huisingen wort bebout, nogtans met dese expresse bepa-linghe, datsy, .... jaarlijkx van die grondt tot een eeuwighe rente sul­len betalen twee caroli gulden, also ieders van haar één caroli gul­den, aanvangh nemende met Petri 1742, so van jaer toe jaer.'

 

De Vries lokaliseert dit stukje bouwgrond direct ten noorden van de toen­malige kerkboerderij waarvan het voorhuis stond op Grote Buren 26. Boerderij en erf, de 'jister'uit de akte, waren gesitueerd ter plekke van de huisnummers Grote Buren 24, 22 en 20, tenminste voor zover dat op de kaart aannemelijk te maken is op basis van de geknikte rooilijn van de Grote Buren. Bovendien blijken op de Grondpacht-lijst deze panden onbe­last terwijl huisnummer 26 jaarlijks een extra 'hoog' bedrag dient op te brengen.

Moeten we nu concluderen dat de bebouwing aan de waterkant van de Grote Buren een aanvang heeft genomen in het midden \/an de 18e eeuw? Ik denk het niet, want een andere bron die we kunnen raadplegen is de doorgaans nauwkeurige Schotanus Atlas uit 1718, en die vertelt een ander verhaal. De opmetingen voor deze kaart zijn gedaan in het jaar 1698 en de Atlas geeft een dichte bebouwing weer zowel aan de Grote Buren als op de Gele Eker. Zelfs een paar huizen aan de Kleine Buren waren toen al aan­wezig waaronder het Gasthuis, en dat kan ook niet anders want dat gebouw werd in 1664 neergezet op grond van de eigenaar van het Aid Slot, zoals de nog steeds ter plekke aanwezige prachtige gedenksteen ons laat weten. Ook al aanwezig toen was het indrukwekkende koopmanshuis op de hoek van Grote Buren en Gele Eker, hetgeen mag blijken uit de gevelsteen die 1663 als stichtingsjaar vermeldt.

Op de kaart van Schotanus wordt jammer genoeg geen onderscheid gemaakt tussen de in de dorpskern aanwezige boerderijen en de woon­huizen. Een eeuw eerder werd dat gelukkig wél gedaan.

Binnen de Wurkgroep Werregea Aid & Wergea Nij houdt Sjoerd Spykstra zich bezig met de geschiedenis van de boerderijen op het grondgebied van Wergea. In de 16e eeuwse bronnen wordt een aantal kerkboerderijen genoemd die gelegen zijn binnen de Wergeaster dorpskom. Zowel aan de Gele Eker, de Grote Buren als rondom de oude kerk. Zelfs het pastoriehuis bleek toentertijd een gewone boerderij te zijn. De kerkelijke goederen worden bijvoorbeeld genoemd in de Benificiaal Boeken uit het jaar 1543. Het is een opsomming van alle landrenten en inkomsten die de toen nog R.K.Kerk in de loop der eeuwen toegevallen waren. Het onderhoud van kerkgebouw en pastoor behoorde nu eenmaal tot de vrome plicht van de middeleeuwse parochianen. Door schenkingen van land en het afstaan van 'eeuwige renten' verzekerde de Wergeaster bevolking zich van haar zie-lenheil. Dat betrof dan het welvarende deel der bevolking en dat was toch voornamelijk de boerenstand die met uiteindelijk 45 boerderijen het leeu­wendeel opbracht in zowel de kerkelijke als de staatsbelastingen. Het is niet uitgesloten dat ten tijde van de kerkstichting, die op z'n laatst in de 12e eeuw haar beslag kreeg, de bezitsrechten van de gehele dorpskern van Wergea door rijke boeren overgedragen werd om kerk en kerkhof een plaats te geven en om de pastoor, kapelaan en koster van voldoende inkomsten te voorzien.

In 1543 worden een paar kerkboerderijen genoemd waarvan de ligging om en   nabij   het  kerkgebouw  geweest  moet  zijn.  Verder  wordt  melding gemaakt \/an een enkele 'huysstede' o.a. 'by dat kerkhoff'. Met een beetje goede wil zijn er uit die beschrijving drie afzonderlijk genoemde huizen ergens binnen de dorpskom te herkennen. Spykstra reikte me nog een andere bron aan uit 1552 waarin sprake is van huissteden, namelijk de 'Monster Cedule', een lijst met namen van Wergeaster boeren en andere ingezetenen voor zover deze in het bezit zijn van een oorlogswapen. Het bezit van een spies en/of degen was in ieder geval bij de boerenstand gewoon, een enkeling bezat zelfs een harnas. Bijzonder aan deze lijst is het vermelden van de personen 'besyttende looss huysen, staende in Werregae inne bueren, houdende vuersteeden'. Er worden daarbij 23 huisvaders genoemd waarvan een gedeelte in het bezit blijkt te zijn van een spies of degen, de meeste overigens hebben geen wapen. In het midden van de 16e eeuw zouden er dus al ruim 20 huizen staan binnen of direct grenzend aan de Wergeaster dorpskern.

Conclusie

Het lijkt erop dat de kerkvoogden van Wergea al aan het eind van de mid­deleeuwen, op de ooit aan de kerk geschonken grond in de dorpskern, hui­zenbouw hebben toegestaan in ruil voor een bescheiden rente. Dat zal stapsgewijs gebeurd zijn, misschien wel per welvaartsperiode op momen­ten dat de bevolking uitdijde door de groei van de plattelandseconomie en een toenemende vraag naar handwerkslieden ontstond. Zulke periodes zijn wel aan te wijzen in het verleden, zoals het tijdvak 1510 tot 1530 waar­in de veeteelt intensiever ter hand genomen werd en grote boerenbedrij­ven zich opdeelden, en het hoogtepunt van de Gouden Eeuw tussen de jaren 1650-1670. Het hoeft ook niet altijd nieuwbouw op maagdelijke grond geweest te zijn. De huizen die in 1742 aan de Grote Buren verrezen vervingen misschien wel opstallen die in voorgaande jaren vervallen waren. Dat verklaart dan weer dat rond 1700 op de Schotanuskaart daar al huizen ingetekend staan. De bronnen laten een gestage groei zien in het aantal genoemde huissteden. Het waren er 23 in het jaar 1552 en op de kaart van Schotanus zijn er minstens 38 te herkennen.

Als het gaat om verschillende fases, herken ik alleen in de Hilleburen een stapsgewijze groei. De lijst met Grondpachten loopt door tot nummer 20 terwijl de Schotanuskaart toch hooguit komt tot het perceel met huisnum­mer 10. Vanaf nummer 13 wijzigt ook de rooilijn. Ik veronderstel dat de huizenbouw aan de Hilleburen tot aan de steeg 'Het String' plaatsvond in de welvaartsperiode rond 1660 als eerste uitleg buiten de dorpskern. Het








De dorpskom van Wergea op de Schotanuskaart anno 1718.

vervolg van de bebouwing dateert van krap een eeuw later, althans ruim vóór 1800, toen het gebouw van de 'Sociëteit', de latere schippersherberg, al bestond op de plek van de nummers 17, 18 en 19.

Een nog niet aangehaalde bron zijn de Quotisatie Kohieren, een belasting­overzicht uit 1749 met daarin een opsomming van de totale bevolking van Wergea met vermelding van hun beroep. Eenderde van het aantal gezins­hoofden is eigenaar of huurder van een boerderij, nog eens eenderde is werkzaam op een boerenbedrijf en zal daar ook woonachtig zijn. De over­blijvende 42 huisvaders oefenen uiteenlopende ambachten uit en ze zijn naar ik aanneem gehuisvest in een aparte woning binnen de dorpskom. De door De Vries genoemde Keimpe Reinders en Lucas Gerbens komen ook op deze lijst voor als respectievelijk 'stoeldrayer' en timmerman. Het is niet onwaarschijnlijk dat de kerkvoogden van Wergea in de loop der eeuwen bij het uitgeven van bouwgrond juist ambachtslieden gestimuleerd hebben om zich te vestigen in de dorpskern. Daarmee werd dan de basis gelegd van de welvarende groeikern die het dorp Wergea tot op de huidige dag mag zijn.

Voor zover ik kan nagaan is bij mij aan de deur slechts twee keer de pacht-som opgeëist overigens beide keren gemakshalve voor een periode van vijf jaren. De laatste keer was dat op of rond 12 mei 1986 toen ik zegge en schrijve 2 gulden moest doneren. Sedertdien ziet de kerkvoogdij af van het innen der haar toekomende gelden omdat 'de kosten ervan niet in ver­houding staan tot de baten', zoals mij vriendelijk werd medegedeeld. Dat daarmee de vermelding in de koopakte ten einde loopt, is gelukkig uit­gesloten. De huidige notaris de heer Idema te Reduzum berichtte mij dat het voorkomen van kerkelijke grondpachten in vroeger tijden vrij alge­meen moet zijn geweest, maar dat de overlevering ervan tot op de huidi­ge dag in Wergea beslist een uitzondering is. Het verwijderen van zo'n nos­talgische clausule uit een koopdocument is een kostbare zaak, zoals reeds gezegd. Persoonlijk hoop ik dat deze echo uit lang vervlogen tijden voor eeuwig bewaard mag blijven in de hier ter plaatse circulerende eigendom­aktes.


Haijte Haijtema


naar boven  ⬆


Geschiedenis
Wartengahe
Warten
Wergea
Warstiens

Kerkgebouwen
Warten
Wergea
Wergea Frissel
Warstiens

Archief
overige info





Hervormde Gemeente Wartengahe    Warten    Wergea    Warstiens